Faillissement
Wanneer word je failliet verklaard?
De criteria om te bepalen of een onderneming zich in staat van faillissement bevindt, zijn zodoende niet gewijzigd ten opzichte van de voorwaarden gehanteerd in de vroegere Faillissementswet. Dit betekent dat rechtsleer en rechtspraak met betrekking tot toepassing van de faillissementsvoorwaarden zonder meer van toepassing blijft in het kader van Boek XX WER.
We gaan even wat dieper in op deze twee voorwaarden en hoe ze toegepast worden door de rechtbank.
Wanneer vraag is best bescherming aan tegen schuldeisers?
Hierbij dient er sprake te zijn van een duurzame staking van betaling. Tijdelijke betalingsmoeilijkheden volstaan niet. Het gebrek aan liquiditeit moet van blijvende aard zijn. Het volstaat met andere woorden dus niet dat één of twee leveranciers niet betaald worden.
De wanbetaling van enkele schulden, terwijl de debiteur nog de mogelijkheid heeft tot reorganisatie van zijn bedrijf, houdt geen staking van betaling in.
Pas wanneer het vertrouwen van derden in de activiteit van de gefailleerde wordt opgezegd, verkrijgt de wanbetaling een duurzaam karakter.
De staking van betaling dient beschouwd te worden vanuit een continuïteitsperspectief. De toestand van staking van betaling wordt in de rechtspraak en rechtsleer over het algemeen aangeduid als de situatie waarbij de schuldenaar in de definitieve onmogelijkheid verkeert om zijn vervallen, zekere en opeisbare schulden te voldoen.
Het feit dat uit de jaarrekening een negatief eigen vermogen blijkt, houdt evenmin in dat de voorwaarde zomaar zou vervuld zijn. Het is altijd de rechtbank die beslist op basis van de feiten die gekend zijn, beschikbaar zijn.
Krediet geschokt
Verder blijkt dat er slechts sprake is van een geschokt krediet wanneer een kwalitatief en kwantitatief beduidend merendeel van de schuldeisers, die tevens de meerderheid van de uitstaande schuldvorderingen vertegenwoordigen, het vertrouwen hebben opgezegd en geen krediet meer willen verschaffen. Ook hier is het de rechtbank die beslist op basis van de feiten die gekend zijn.
Hoe kan je failliet verklaard worden?
Onverminderd de bepalingen van Titels I en IV van Boek XX WER, geschiedt de faillietverklaring bij vonnis van de insolventierechtbank waarbij de zaak aanhangig is gemaakt, hetzij op aangifte van de schuldenaar, hetzij op dagvaarding van een of meer schuldeisers, van het openbaar ministerie, van de voorlopige bewindvoerder bedoeld in artikel XX.32 of van de curator van de hoofdprocedure in het geval van een territoriale insolventieprocedure bedoeld in artikel XX.13.
Zelf aangifte doen van faillissement kan via regsol.be . Let wel: doe dit niet ondoordacht en laat u juridisch bijstaan, want er moeten een heleboel documenten toegevoegd worden aan uw aanvraag en elke situatie is anders. Hieronder een voorbeeld:
- In geval van aangifte van faillissement van een onderneming zonder rechtspersoonlijkheid of een rechtspersoon waarvan de vennoten onbeperkt aansprakelijk zijn, dient de onderneming haar vennoten ervan in de zaak te betrekken.
Als schuldeiser iemand dagvaarden in faillissement vereist ook de nodige juridische ondersteuning. Elke situatie is anders, hieronder enkele voorbeelden:
- In geval van dagvaarding tot faillietverklaring van een onderneming zonder rechtspersoonlijkheid of een rechtspersoon waarvan de vennoten onbeperkt aansprakelijk zijn, dient de verzoeker de vennoten ervan die hij kent in de zaak te betrekken.
Wat zijn de gevolgen van het faillissement?
Het is de ondernemingsrechtbank die beslist over de aangifte of dagvaarding. Op basis van de beschikbare feiten zal ze een beslissing nemen in een vonnis. Het kan zijn dat het faillissement geweigerd wordt (bijvoorbeeld omdat één van de twee voorwaarden niet vervuld is), maar als de rechtbank toch het faillissement uitspreekt zal ze in het vonnis meteen ook een curator aanstellen die het beheer van de failliete onderneming volledig overneemt.
De curator heeft als taak om in de mate van het mogelijke zoveel mogelijk activa (bezittingen zoals de voorraden, de voertuigen van de zaak,…) te verkopen om op die manier zoveel mogelijk schuldeisers (passiva) alsnog terug te betalen.
Let wel: de curator zal ook alle handelingen die gesteld werden vóór het faillissement bekijken en de boekhouding onderzoeken. Ingeval de curator erin slaagt de zogenaamde datum van staking van betaling terug te plaatsen in het verleden, dan kan hij bepaalde handelingen die na deze datum hebben plaatsgevonden (bijvoorbeeld de verkoop van een voertuig, een woning,… enkele weken vóór het vonnis van faillissement) ‘niet tegenstelbaar’ laten verklaren. Dat betekent dat die handelingen alsnog ongedaan kunnen worden gemaakt. In dergelijk geval wordt een zogenaamde ‘verdachte periode’ gecreëerd. Indien deze datum van staking van betaling niet wordt teruggeplaatst in het verleden, dan is de datum van het vonnis van faillietverklaring zoals bedoeld in artikel XX.100 WER de datum van staking van betaling en is er geen sprake van een verdachte periode.
Wat zijn de gevolgen van het faillissement voor de schuldeisers?
Schuldeisers worden van het faillissement op de hoogte gebracht door de publicatie van het faillissementsvonnis in het Belgisch Staatsblad en door individuele aanschrijving door de curator indien de namen van de schuldeisers hem bekend zijn.
In artikel XX.104 WER wordt bepaald dat de schuldeisers uitgenodigd dienen te worden om hun aangifte van schuldvordering te doen binnen termijn van ten hoogste 30 dagen vanaf de faillietverklaring en wordt een datum vastgelegd voor de neerlegging van het eerste proces-verbaal van verificatie. De initiële termijn om de aangifte in te dienen wordt tevens bepaald in het faillissementsvonnis (art. XX 155 WER).
De indiening van de aangifte van schuldvordering, haar inhoud en de verificatie van de schuldvorderingen geschieden overeenkomstig artikel XX.155 en volgende WER. Dit houdt onder meer in dat de aangifte dient te gebeuren via REGSOL in een van de drie landstalen of in het Engels, samen met de onderliggende stukken die de vordering moeten bewijzen. De natuurlijker personen en rechtspersonen in het buitenland die niet vertegenwoordigd worden door een derde die beroepsmatig bijstand verleent, mogen aangifte doen in papieren vorm bij de curator die de aangifte en de stukken moet converteren in een elektronische versie en verklaart ze gelijkvormig.
De aangifte kan definitief of provisioneel zijn.
Schuldeisers hebben in principe het recht om aangifte te doen tot één jaar na de datum waarop het faillissement werd uitgesproken, behoudens enkele uitzonderingen. De verjaring geldt ten aanzien van de failliete boedel en niet ten aanzien van de gefailleerde.
Het faillissement heeft tot gevolg dat de middelen van tenuitvoerlegging van de roerende zekerheidshouders en bijzonder bevoorrechte schuldeisers op roerende goederen worden geschorst tot het eerste proces-verbaal van verificatie (artikel XX.121).
De pandhoudende en eerst ingeschreven hypothecaire schuldeisers kunnen principieel de uitvoering verder zetten (zie o.a. art. XX 181 en art. XX 193).
Belangrijk nog op te merken is dat in geval van terugvordering door de eigenaar (bijv. in geval van eigendomsvoorbehoud conform de algemene voorwaarden) artikel XX.194 WER voorziet dat deze vordering op straffe van verval moet ingesteld worden voor de neerlegging van het eerste proces-verbaal van verificatie.
Wat zijn de gevolgen van het faillissement voor de gefailleerde (het ‘Fresh Start’-principe)
De wetgever in het nieuwe insolventierecht benadrukt dat een Fresh start voor de ondernemer na het faillissement het uitgangspunt hoort te zijn. De wetgever stimuleert op deze manier gezond ondernemerschap. Met andere woorden: door iemand na een faillissement opnieuw schuldenvrij te verklaren, krijgt hij een tweede kans om alsnog een nieuwe onderneming te starten.
Gezien de achterliggende gedachte dat de ondernemer na het faillissementsvonnis opnieuw verder moet kunnen ondernemen, zijn alle “goederen, de bedragen, sommen en uitkeringen die de gefailleerde ontvangt sinds de faillietverklaring op grond van een oorzaak die dateert van na het faillissement” uitgesloten van de faillissementsboedel. Alle inkomsten uit een nieuwe activiteit na het faillissementsvonnis (tijdens de procedure van vereffening) zullen bijgevolg integraal voor de ondernemer zijn. De gefailleerde ondernemer verliest enkel het beheer over “de goederen die hij tijdens de procedure verkrijgt op grond van een oorzaak die het faillissement voorafgaat”.
De wetgever stelt hiermee duidelijk dat de ondernemer direct na het faillissementsvonnis opnieuw moet kunnen ondernemen.
Het ‘fresh start’-principe via de ‘kwijtschelding’ van schulden
Sinds de inwerkingtreding van de nieuwe insolventiewet op 1 mei 2018 is het regime van de verschoning of verschoonbaarheid van schulden na faillissement vervangen door het nieuwe wettelijke principe van de kwijtschelding van restschulden. De mogelijkheid voor het verkrijgen van de ‘fresh start’ – waarbij men dus opnieuw schuldenvrij door het leven gaat – voor natuurlijke personen-ondernemingen werd versoepeld. De gevolgen zijn ook van toepassing op de partner van de gefailleerde (wettelijke samenwoning of huwelijkspartner, niet feitelijk samenwonend).
1. Regel
De kwijtschelding geldt voor alle schulden van de gefailleerde die bestonden op het ogenblik van de faillietverklaring. Het gaat om zowel de ondernemingsschulden als om de privéschulden van de gefailleerde (sociale bijdragen,…).
Het automatisme komt tot uiting in artikel XX.173, § 1, eerste lid WER, dat bepaalt dat, indien de gefailleerde een natuurlijk persoon is, hij ten aanzien van de schuldeisers zal worden bevrijd van de restschulden, behalve voor onderhoudsgelden en schadevergoeding wegens aantasting lichamelijke integriteit. Er is ook bijkomende nuancering van het algemene principe dat alle schulden vatbaar zijn voor kwijtschelding, gezien ook rekening moet gehouden worden met artikel 464/1, § 8, derde en vierde lid van het Wetboek van Strafvordering.
Het verzoek tot kwijtschelding dient te worden ingediend via Regsol.
Van zodra de termijn van zes maanden is verstreken, kan een verzoek tot vervroegde uitspraak inzake de kwijtschelding worden ingediend.
De rechtbank laat het vonnis kwijtschelding publiceren in het Belgisch staatsblad.
2. Ten aanzien van de partner
Voor de omlijning van de schulden waarvan de echtgenoot/partner wordt bevrijd, dient zowel gekeken te worden naar het eerste als naar het derde lid van artikel XX.174 WER.
Artikel XX.174, eerste lid WER dat op positieve wijze de omvang van de bevrijding omschrijft, bepaalt dat de echtgenoot, gewezen echtgenoot, wettelijk samenwonende of gewezen wettelijk samenwonende van de gefailleerde die persoonlijk verbonden is voor de schuld die voornoemde persoon tijdens de duur van het huwelijk of de duur van de wettelijke samenwoning was aangegaan, ingevolge de kwijtschelding van die verplichting wordt bevrijd.
Artikel XX.174, derde lid WER dat op negatieve wijze zegt waartoe de bevrijding zich niet uitstrekt, bepaalt dat de kwijtschelding geen gevolgen heeft op de persoonlijke of gemeenschappelijke schulden van de echtgenoot, ex-echtgenoot, wettelijk samenwonende of gewezen wettelijk samenwonende voortvloeiend uit een overeenkomst door de genoemde personen gesloten, ongeacht of die schulden alleen of samen met de gefailleerde werden aangegaan en die vreemd zijn aan de beroepsactiviteit van de gefailleerde.
- Het moet gaan om schulden die de gefailleerde heeft ‘aangegaan’, met andere woorden om contractuele schulden van de gefailleerde;
- Ze moeten zijn aangegaan tijdens het huwelijk of de wettelijke samenwoning, niet voordien of nadien;
- De echtgenoot/partner is persoonlijk verbonden tot deze schulden.
- De schulden moeten verband houden met de beroepsactiviteit van de gefailleerde.
Er lijkt dus geen kwijtschelding bekomen te kunnen worden voor schulden die niet vreemd zijn aan de beroepsactiviteit.
3. Verzet tegen kwijtschelding
Wanneer de gefailleerde kennelijk grove fouten heeft begaan die hebben bijgedragen tot het faillissement, kan de rechtbank besluiten om de kwijtschelding geheel of gedeeltelijk te weigeren. Kennelijk grove fouten gelden daarbij als fouten die géén enkele andere redelijk handelende gefailleerde ondernemer zou hebben gemaakt.
Artikel XX.173, §3, eerste lid WER bepaalt verder dat elke belanghebbende (met inbegrip van de curator en het openbaar ministerie) bij verzoekschrift waarvan door de griffier kennis wordt gegeven aan de gefailleerde, vanaf de bekendmaking van het faillissementsvonnis kan vorderen dat de kwijtschelding slechts voor een deel wordt toegekend of volledig wordt geweigerd bij gemotiveerde beslissing, indien de gefailleerde kennelijk grove fouten heeft begaan die hebben bijgedragen tot het faillissement. Dit kan ook via derdenverzet binnen drie maanden na het vonnis van bekendmaking van de kwijtschelding. De rechtbank zal zich daaropvolgend hierover moeten uitspreken bij gemotiveerde beslissing.
De wetgever schuift hier hetzelfde criterium naar voren als datgene dat moet toegepast worden in het kader van een vordering tegen bestuurders van vennootschappen tot aanvulling van het passief van het faillissement, vordering die thans wordt geregeld door artikel XX.225 WER.
In de rechtspraak wordt de grove fout vaak omschreven als de ‘onvergeeflijke lichtzinnigheid of zorgeloosheid, die dicht aanleunt bij de opzettelijke fout of bedrog’.
Bijstand nodig in deze procedures?
Ons kantoor kan u bijstaan in deze kwestie.